afmatting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·mat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afmatting afmattingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afmattingv

  1. het heel vermoeid zijn; het heel vermoeid worden
    • De camera zit hen dicht op de huid tijdens de fysieke en mentale afmatting die ze daarvoor moeten doorstaan, en kijkt niet weg wanneer de jonge mannen breken. Ze vallen flauw tijdens kilometers lange marsen met zware bepakking en worden doorlopend uitgescholden door hun meerderen. Die snappen wel dat er zoveel uitvallen. Deze „digitale generatie” is tegen weinig bestand. Dat vergt „een stukje heropvoeden”. [2] 
    • Ik wist niet anders of wandelen was iets saais, een Spartaanse afmatting, waarbij je een strikt parcours van gekleurde paaltjes moest volgen. Zo had ik het van huis uit geleerd. Leven was een reeks praktische procedures doorlopen, nuchter sober, rationeel. [3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen