afmat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·mat
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afmatten |
afmat
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmatten
- ... dat ik afmat.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmatten
- ... dat jij afmat.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmatten
- ... dat hij afmat.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afmeten |
afmat
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afmeten
- ... dat ik afmat.
- ... dat jij afmat.
- ... dat hij, zij, het afmat.
- ... dat ik afmat.