afluisterpraktijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·luis·ter·prak·tijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afluisterpraktijk (*)
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

afluisterpraktijk

  1. feitelijk gebruik van de mogelijkheden om stiekem te horen wat mensen tegen elkaar zeggen, vooral door het aftappen van telefoongesprekken
    • De Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft weliswaar een toezichthoudende functie, maar heeft geen rechtstreekse bemoeienis met de afluisterpraktijk. [1]
Opmerkingen

Gangbaarheid

Verwijzingen