aflorar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aflorar |
afloraba |
aflorado |
volledig |
aflorar
- a·flo·rar
- onovergankelijk
- verschijnen, opdoemen, aan de oppervlakte komen
- opwellen, opborrelen (van water)
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aflorar |
afloraba |
aflorado |
volledig |
aflorar