afleven
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en leven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afleven |
leefde af |
afgeleefd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afleven [1]
- het leven ploeterend en zwoegend tot het einde toe slijten
Gangbaarheid
- Het woord 'afleven' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.