afleidsel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·leid·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afleiden met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afleidsel | afleidsels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (taalkunde) een geleed woord waarvan een van de delen een gebonden morfeem is, een woorddeel dat niet zelfstandig als woord kan optreden zoals voor- of achtervoegsels (ook wel pre- en suffixen genoemd)
- Afleidsel is een afleiding van afleiden met het suffix -sel
- b. in het enkelvoud bij de namen van mannelijke personen, bij de namen van dieren, die òf uitsluitend een mannelijk individu aanduiden, òf een gebruikelijk afleidsel op -in ter aanduiding van het vrouwelijk individu naast zich hebben, benevens bij woorden, die een kennelijk mannelijke zelfstandigheid aanduiden. [2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'afleidsel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afleidsel" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool (1936)– [tijdschrift] Onze Taal Het jongste spellingsbesluit
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be