afkwam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kwam

Werkwoord

vervoeging van
afkomen

afkwam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afkomen
    • ... dat ik afkwam. 
    • ... dat jij afkwam. 
    • ... dat hij, zij, het afkwam.