afkookt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kookt

Werkwoord

vervoeging van
afkoken

afkookt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoken
    • ... dat jij afkookt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoken
    • ... dat hij afkookt.