afknot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·knot

Werkwoord

vervoeging van
afknotten

afknot

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afknotten
    • ... dat ik afknot. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afknotten
    • ... dat jij afknot. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afknotten
    • ... dat hij afknot. 

Gangbaarheid