afkering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkering afkeringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afkeringv

  1. het zich ergens van afwenden
    • Jeremia 8:5: Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem af met een altoosdurende afkering? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren weder te keren. (Statenvertaling) 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be