aficionarse
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aficionarse |
aficionaba |
aficionado |
volledig |
Werkwoord
aficionarse
Woordafbreking
- a·fi·cio·nar·se
- wederkerend
- verzot raken, liefhebber worden
- (~ a) genegenheid opvatten voor, gaan houden van