afgraving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

afgraving bij de Sint Pietersberg
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·gra·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afgraving afgravingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afgravingv

  1. een stuk land waarvan de grond verwijderd is, of waar men nog steeds aan het graven is
    • In het muur-toerisme zag hij nieuwe kansen. Zijn familie protesteerde fel, de dorpelingen lachten hem uit, omdat de torens en de muur hier bijkans onbereikbaar zijn. Maar hij zette door, zoals hij in de jaren tachtig de ontginning van de mijnen in deze verlaten, doodarme streek doorzette. Toevallige, archeologische ontdekkingen bij de aanleg van een weg en de afgraving van een berg sterkten hem in zijn plannen.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Oscar Garschagen 29 april 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be