afgezonderde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·zon·der·de

Werkwoord

vervoeging van: afzonderen…
verbogen vorm: afgezonderdee

afgezonderde

  1. verbogen vorm van afgezonderd, voltooid deelwoord van afzonderen

Bijvoeglijk naamwoord

afgezonderde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van afgezonderd
enkelvoud meervoud
naamwoord afgezonderde afgezonderden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

afgezonderde

  1. iemand die geen contact meer heeft of mag hebben met andere mensen; iemand die apart gehouden wordt
     Niemand van de afgezonderden bleek met ebola te zijn besmet. Onder de mensen die in afzondering waren geplaatst, waren de patiënten die in het Masanga Hospital waren opgenomen. De Nederlanders en een Britse arts verbleven in hun eigen huizen, die op het ziekenhuisterrein staan.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 augustus 2022 Weblink bron “Nederlanders in Sierra Leone blijken geen ebola te hebben” (14-08-2015), Tubantia