afgedragens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·dra·gens
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

afgedragens afgedragens

  1. partitief van de stellende trap van afgedragen
     Hij vroeg zich af of ze niet altijd al stiller en ernstiger dan haar zusters was geweest, alsof haar meisjesachtigheid en jeugd, net als de kleren die van de een op de ander waren overgegeven, iets flets en afgedragens hadden gehad.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2021 Weblink bron
    Rene Snoek
    “Zo vergaat een meisje” (2013), Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam, 2e druk (e-book), ISBN 9789021448947, hfst. Winter