affilieerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·fi·li·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
affiliëren |
affilieerden
- meervoud verleden tijd van affiliëren
- Wij affilieerden.
- Jullie affilieerden.
- Zij affilieerden.
- Wij affilieerden.
vervoeging van |
---|
affiliëren |
affilieerden