afficheer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·fi·cheer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afficheren |
afficheer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afficheren
- Ik afficheer.
- gebiedende wijs van afficheren
- Afficheer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afficheren
- Afficheer je?