afdruiprek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·druip·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afdruiprek afdruiprekken
verkleinwoord afdruiprekje afdruiprekjes

Zelfstandig naamwoord

het afdruipreko

  1. een open raamwerk waarin pasgewassen vaatwerk gezet wordt om het aanhangende vocht af te laten vloeien
    • Haal de borden even uit het afdruiprek, ze zijn nu wel droog. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be