afboekten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·boek·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afboeken |
afboekten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afboeken
- ...dat wij afboekten.
- ...dat jullie afboekten.
- ...dat zij afboekten.
- ...dat wij afboekten.