adverteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·ver·teert

Werkwoord

vervoeging van
adverteren

adverteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adverteren
    • Jij adverteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adverteren
    • Hij adverteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van adverteren
    • Adverteert!