adventzondag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·vent·zon·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord adventzondag adventzondagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de adventzondagm

  1. een van de vier zondagen die voorafgaan aan Kerstmis
     Wie de Beeklust Bloazers wil horen kan elke adventzondag van 10.00 uur tot 11.00 uur terecht in de Gravenallee.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 augustus 2022 Weblink bron
    Han Haveman
    “Genieten van d’oale roop in Beeklustpark in Almelo” (09-12-2018), Tubantia