adoreren
Uiterlijk
- ado·re·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbidden’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse adorer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
adoreren |
adoreerde |
geadoreerd |
zwak -d | volledig |
adoreren
- overgankelijk aanbidden, verafgoden, vereren
- ▸ Eenmaal thuis was hij echter de liefde zelve, die zijn vrouw en zoon adoreerde.[4]
1. aanbidden, verafgoden, vereren
- Het woord adoreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adoreren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "adoreren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ adoreren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %