adoreer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ado·reer

Werkwoord

vervoeging van
adoreren

adoreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adoreren
    • Ik adoreer. 
  2. gebiedende wijs van adoreren
    • Adoreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adoreren
    • Adoreer je?