admiraal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·mi·raal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord admiraal admiraals
admiralen
verkleinwoord admiraaltje admiraaltjes

Zelfstandig naamwoord

de admiraalm

  1. (militair) (beroep) opperbevelhebber van een oorlogsvloot
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen