ademteug
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- adem·teug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ademteug | ademteugen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- hoeveelheid lucht die in een keer via de mond in de longen wordt gezogen
- Hij zette een zo ferme punt achter zijn handtekening onder de factuur dat zijn pen door het papier heen schoot, gooide de pen in het bakje voor zich op het bureau, ging rechtop zitten en haalde langzaam en diep adem. Een goede waarnemer zou gezien hebben dat er na die diepe ademteug een andere persoon op de stoel zat dan ervoor - iemand met een energieke twinkeling in de ogen, iemand die een zekere kracht en zelfvertrouwen uitstraalde; terwijl het mannetje dat daarvoor op de bureaustoel had gezeten de onopvallendheid zelve was geweest - klein en broodmager van gestalte, grijzend piekhaar en ronde, hangende schouders. [2]
- Hij bleef eerst enkele seconden voor zijn eigen schrijfbureau staan, om met diepe ademteugen iets van zijn zelfbeheersing op te halen, - wat maar half gelukte. [3]
- ▸ Haar ‘goedemorgen’ werd gedragen door de ademteug die zij in afwachting van Doriens antwoord in haar longen had vastgehouden.[4]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord ademteug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Kunst, M."Het Project" in: De Gids. jrg. 166 nr. 7/8 (juli/augustus 2003) J.M. Meulenhoff, Amsterdam; p. 565; geraadpleegd 2019-11-21
- ↑ Helman, A.De medeminnaars. 2e druk (1980) Nijgh & Van Ditmar, Den Haag; ISBN 90 236 5460 9; p. 240; geraadpleegd 2019-11-21
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2