actualiteit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: actualiteit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·tu·a·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderwerp van de dag’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
- Van het Franse actualité met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | actualiteit | actualiteiten |
verkleinwoord | actualiteitje | actualiteitjes |
Zelfstandig naamwoord
actualiteit v
- datgene wat momenteel sterk in de belangstelling staat
- Dit programma houdt zich voornamelijk met actualiteiten bezig.
- De oorlog in de Oekraïne is nu weer uit de actualiteiten verdwenen.
- ▸ Beelden van een paar dagen geleden vermengden zich met de actualiteit.[3]
Afgeleide begrippen
- actualiteitenprogramma, actualiteitenrubriek, actualiteitenshow, actualiteitenzender, actualiteitsboek, actualiteitswaarde
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord actualiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "actualiteit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "actualiteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ actualiteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be