activeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ti·veert

Werkwoord

vervoeging van
activeren

activeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van activeren
    • Jij activeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van activeren
    • Hij activeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van activeren
    • Activeert!