achtvoud

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • acht·voud
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van zes met het achtervoegsel -voud
enkelvoud meervoud
naamwoord achtvoud achtvouden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

achtvoud o [1]

  1. achtmaal zo grote hoeveelheid
  2. (wiskunde) natuurlijk getal dat deelbaar is door acht
Uitdrukkingen en gezegden
  • in achtvoud
[1] in de vorm van acht identieke exemplaren, dat wil zeggen: met zeven kopieën erbij
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen