achtervolger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·vol·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achtervolger achtervolgers
verkleinwoord achtervolgertje achtervolgertjes

Zelfstandig naamwoord

de achtervolgerm

  1. iemand die achter iemand anders aan gaat
    • De dief wist zijn achtervolgers voor te blijven. 
     De achteropkomende achtervolgers deinsden geschrokken terug toen hij met de beitel begon te zwaaien.[1]
Synoniemen
  1. stalker, vervolger
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen