achterleuning
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ach·ter·leu·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van achter en leuning zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterleuning | achterleuningen |
verkleinwoord | achterleuninkje | achterleuninkjes |
Zelfstandig naamwoord
de achterleuning v
- deel van een stoel of bank waartegen men de rug kan laten rusten
- ▸ Nu zit er Portugees restaurant Azul en het ziet er weer net iets anders uit. De keuken zit nog steeds midden in de zaak, aan de straatkant, maar je hebt tenminste geen last meer van rookwolken. Het is er nu wel behoorlijk koud: we eten met een sjaal om en de jas over de achterleuning van de stoel en dan nóg.[1]
- ▸ Evenwel zonder voetbankje wist hij toch zijn evenwigt te houden, en daarom te gemakkelijker, daar hij zijn linkerarm om de achterleuning van zijn mahonijhouten stoel had geslagen.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'achterleuning' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Azul” (11 februari 2012), Het Parool
- ↑ Weblink bron Bernard Gewin“Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden.” (1841), DBNL