achterblijver

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·blij·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterblijver achterblijvers
verkleinwoord achterblijvertje achterblijvertjes

Zelfstandig naamwoord

achterblijver m [2]

  1. iemand die blijft als anderen weggaan
  2. iemand die later dan de anderen ergens verschijnt, die achteraan komt en anderen op zich laat wachten
  3. kind dat in groei of ontwikkeling bij andere kinderen achterblijft
  4. boom of plant die het minder doet dan andere
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen