achaparrarse
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achaparrarse |
achaparraba |
achaparrado |
volledig |
achaparrarse
- a·cha·pa·rrar·se
- wederkerend
- (plantkunde) in de vorm van een struik groeien
- klein en dik worden
- bang worden