accompagneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·com·pag·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accompagneren |
accompagneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accompagneren
- Ik accompagneer.
- gebiedende wijs van accompagneren
- Accompagneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accompagneren
- Accompagneer je?