accommodeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·com·mo·deer

Werkwoord

vervoeging van
accommoderen

accommodeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accommoderen
    • Ik accommodeer. 
  2. gebiedende wijs van accommoderen
    • Accommodeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accommoderen
    • Accommodeer je? 

Gangbaarheid