accommodatiecommissie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·com·mo·da·tie·com·mis·sie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord accommodatiecommissie accommodatiecommissies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de accommodatiecommissiev

  1. groep mensen die zich met de materiële infrastructuur (zoals bijvoorbeeld de huisvesting) bezighoudt
     Korfbalde hij zelf niet, dan was en is Gerrit Zomer wel op een andere manier in de weer voor zijn club, onder meer in de jeugdcommissie: „Als er iets moest gebeuren, verleende ik altijd hand- en spandiensten.” Een bestuursfunctie heeft hij nooit geambieerd, maar met zijn vrouw Truus maakt Zomer nu nog altijd deel uit van de accommodatiecommissie.[1]
     De accommodatiecommissie, een groep mensen die zich met de infrastructuur van de Dilbeekse culturele centra bezighoudt, vindt het hoog tijd dat er nieuwe zetels komen en vraagt het gemeentebestuur daarmee rekening te houden in de begroting van volgend jaar.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “Korfbalclub TOP Vroomshoop trots op supervrijwilligers” (07-10-2016,), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron
    Linda VANDEN DRIESSCHE
    “Westrand hoopt op nieuwe zetels” (4 juni 2002 om 00:00), De Standaard