acclimatiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·cli·ma·ti·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
acclimatiseren |
acclimatiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acclimatiseren
- Ik acclimatiseer.
- gebiedende wijs van acclimatiseren
- Acclimatiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acclimatiseren
- Acclimatiseer je?