acathisie
Uiterlijk
- aca·thi·sie
- geen meervoud; van modern Latijn acathisia gevormd uit Oudgrieks ἀ (á-) "niet, zonder" κάθισις (káthisis) "zitten"
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | acathisie | - |
| verkleinwoord | - | - |
de acathisie v
- (medisch) rusteloosheid en onvermogen om wat langer stil te zitten of te liggen (bijvoorbeeld als neveneffect van medicijnen tegen psychoses)
- ▸ Er was, volgens de Volkskrant, geen psychose, maar ‘acathisie’, fysieke onrust die gepaard gaat met zware angst en agressie.[1]
- Het woord 'acathisie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron Folkert Jensma“Is het gros van de verdachten neurologisch wel in orde?” (18 januari 2014) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Woord zonder meervoud in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal