abtschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abt·schap
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van abt met het achtervoegsel -schap
enkelvoud meervoud
naamwoord abtschap abtschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het abtschapo

  1. (religie) het ambt of de ambtsduur van een abt.
    • Het was pas tijdens het abtschap van St. Mayeul (waarschijnlijk omstreeks 960) dat Souvigny een echte kloosternederzetting werd.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen