absolvieren
Uiterlijk
- Geluid: absolvieren (hulp, bestand)
- ab·sol·vie·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
absolvieren |
absolvierte |
hat absolviert |
zwak | volledig |
absolvieren
vervoeging van |
---|
absolver |
absolvieren
- derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van absolver (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
Categorieën:
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 11
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Zwak werkwoord in het Duits
- Niet-samengesteld werkwoord in het Duits
- Werkwoord in het Duits
- Overgankelijk werkwoord in het Duits
- Religie in het Duits
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 11
- Werkwoordsvorm in het Spaans