absoluut
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·so·luut
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | absoluut | absoluter | absoluutst |
verbogen | absolute | absolutere | absoluutste |
partitief | absoluuts | absoluters | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘volstrekt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
absoluut
- niet beschouwd in betrekking tot iets soortgelijks
- De absolute bevolking was laag.
- volledig, volkomen
- De aanwezige alcohol was absoluut helemaal verdampt.
- beslist, zeker
- Het was de uitkomst van een zenuwslopende stemming waarbij Laurence, de absolute topfavoriet van de bookmakers, bij de jury enigszins teleurstellend als derde eindigde met 231 punten. Zweden won bij de vakjury’s voor het verrassende Noord-Macedonië. [2]
- Ik vind spruitjes absoluut niet lekker.
- geheel onafhankelijk en zonder binding met iets of iemand anders
- In dat land is een absolute koning aan de macht.
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. niet beschouwd in betrekking tot iets soortgelijks
2. volledig, volkomen
3. beslist, zeker
4. geheel onafhankelijk en zonder binding met iets of iemand anders
Gangbaarheid
- Het woord absoluut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "absoluut" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "absoluut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tubantia Stefan Raatgever 19 mei. 2019 Duncan doet waar Nederland na 44 jaar naar smachtte
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be