abrupt
Uiterlijk
- ab·rupt
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plotseling plaatshebbend’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- Afkomstig van het Latijnse woord abruptus, het voltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord abrumpere (= afbreken, breken, onderbreken) met het voorvoegsel ab-.
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | abrupt | abrupter | abruptst |
| verbogen | abrupte | abruptere | abruptste |
| partitief | abrupts | abrupters | - |
abrupt
- onverwachts optredend
- Er was een abrupte verandering in de temperatuur.
- De regen leek daarnet af te zwakken, maar stopte niet; en toen, in een abrupte overgang van toon, werd hij nog heviger, nog duchtiger, alsof het voorafgaande slechts een prelude is geweest voor het echte plenswerk. [2]
abrupt
- ineens, plotseling, plotsklaps
- De temperatuur veranderde abrupt.
- ▸ Harald bleef abrupt staan.[3]
- ▸ Hij kwam abrupt overeind en zei dat hij alleen moest zijn, dat het eten zou moeten wachten.[4]
- ▸ Ze wierp me een blik toe, draaide zich toen abrupt om en liep de deur uit.[5]
- Het woord abrupt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abrupt" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "abrupt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Valens, AntonHet compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044625691 - ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044628142 - ↑ Jessie Burton (vert.Marja Borg)“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: abrupt (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /əˈbrʌpt/
- ab·rupt
- Afkomstig van het Latijnse woord abruptus, het voltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord abrumpere (= afbreken, breken, onderbreken) met het voorvoegsel ab-.
| stellend | vergrotend | overtreffend |
|---|---|---|
| abrupt | more abrupt | most abrupt |
abrupt
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to abrupt |
| he/she/it | abrupts |
| verleden tijd | abrupted |
| voltooid deelwoord |
abrupted |
| onvoltooid deelwoord |
abrupting |
| gebiedende wijs | abrupt |
abrupt
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Voorvoegsel ab- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 6
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Voorvoegsel ab- in het Engels
- Bijvoeglijk naamwoord in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels