abitur
Uiterlijk
- abi·tur
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abitur | |
verkleinwoord |
- (onderwijs) het eindexamen van de middelbare school in Duitsland dat men nodig heeft om naar een universiteit te gaan
- ▸ Of hij nu als baby bij zijn vader op schoot zit, als peuter een vishengel omhooghoudt of als tiener de handtekening onder zijn Abitur zet.[2]
- Het woord 'abitur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789021042503