abdiqueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·di·queer·de

Werkwoord

vervoeging van
abdiqueren

abdiqueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van abdiqueren
    • Ik abdiqueerde. 
    • Jij abdiqueerde. 
    • Hij, zij, het abdiqueerde.