abbestellten

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·be·stell·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel ab-

Werkwoord

abbestellten

  1. bijzinvorm eerste persoon meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbestellen

abbestellten

  1. bijzinvorm derde persoon meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbestellen

abbestellten

  1. bijzinvorm eerste persoon meervoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van abbestellen

abbestellten

  1. bijzinvorm derde persoon meervoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van abbestellen