aaste

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • aas·te
Naar frequentie zeldzaam

Werkwoord

aaste

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aasen

aaste

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aasen

aaste

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs II bedrijvende vorm van aasen

aaste

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs II bedrijvende vorm van aasen