aardappeltjes
Uiterlijk
- aard·ap·pel·tjes
de aardappeltjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aardappel
- ▸ ' Een paar uur later - halverwege een uitstekende tarbot met gebruinde boter en aardappeltjes in Brânnstrôm och Vânner en nadat hij de eenvoudige en elegante oplossing te berde had gebracht, maakte Eva Backman een storende opmerking.[1]
- Het woord aardappeltjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624