aanzuurde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·zuur·de

Werkwoord

vervoeging van
aanzuren

aanzuurde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanzuren
    • ... dat ik aanzuurde. 
    • ... dat jij aanzuurde. 
    • ... dat hij, zij, het aanzuurde.