aanzit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·zit

Werkwoord

vervoeging van
aanzitten

aanzit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzitten
    • ... dat ik aanzit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzitten
    • ... dat jij aanzit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzitten
    • ... dat hij aanzit.