aanzakken

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aanzakken    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• aan·zak·ken

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  aan bw  en  zakken ww 

Werkwoord

aanzakken

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
aanzakken	zakte aan	aangezakt
zwak -t	volledig

1. op een slappe langzame manier ergens aankomen of ergens mee aankomen

   ▸ In dat licht is het onvoldoende en onbevredigend om dan nu te komen aanzakken met het excuus: ik heb me niet gerealiseerd dat de omstandigheden zo zouden veranderen dat ik me niet aan die beloftes kón houden. Dat inzicht had hij vier jaar geleden al lang en breed kunnen en moeten hebben.

   ▸ Ook de casting deugt niet, vindt Ron: híj had de hoofdrol verdiend, en niet Marcel, die keer op keer te laat komt aanzakken.

Synoniemen

• aankakken

Gangbaarheid

• Het woord aanzakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanzakken" herkend door:

54 %	van de Nederlanders;
42 %	van de Vlamingen.