aanwijsstok
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanwijsstok (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱwɛiˌstɔk / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·wijs·stok
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aanwijzen ww en stok zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanwijsstok | aanwijsstokken |
verkleinwoord | aanwijsstokje | aanwijsstokjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanwijsstok m
- (onderwijs) stok waarmee men zaken kan aanwijzen op een schoolbord
- Een eeuw later brengt Sylvie Fabeck het staatje opnieuw tot leven. Met een subtiele streling van haar aanwijsstok trekt de gids van het Geuldalmuseum een kaarsrechte lijn over een maquette. ,,Het gebied werd uiteindelijk in drieën gesplitst. Nederland kreeg Moresnet, dat vanaf 1830 weer Belgisch werd. Met een zelfde beweging, maar dan oostelijker: ,,En Duitsland kreeg Preußisch-Moresnet, tegenwoordig Neu-Moresnet.[1]
- En waar dat tegenwoordig in het voortgezet onderwijs niet meer mag en kan, gaf Koops van 't Jagt, gewapend met een beamer en een aanwijsstok, gewoon ouderwets klassikaal les. Wel hield hij het net binnen de vijftig minuten, een lesuur dus.[2]
- Je kon overal tikken voor krijgen, beweert hij. "We moesten ’s morgens altijd netjes twee-aan-twee in de rij staan. Stond je niet goed, dan kreeg je een lel."Jonker vertelt dat er klappen werden uitgedeeld - ook op de school van de Rekkense Inrichtingen - met een lat, een aanwijsstok, een knuppeltje of een Spaans rietje.[3]
Gangbaarheid
- Het woord aanwijsstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal