aanwet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·wet

Werkwoord

vervoeging van
aanwetten

aanwet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwetten
    • ... dat ik aanwet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwetten
    • ... dat jij aanwet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwetten
    • ... dat hij aanwet. 

Gangbaarheid